Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mijn [27]huisgenoten en mijn dienstmaagden achten mij voor een vreemde; een uitlander [28]ben ik in hun ogen. 27. Of, de inwoners van mijn huis, of die in mijn huis verkeren. Het Hebreeuwse woord schijnt algemeen te zijn, betekenende niet alleen degenen, die in het huis steeds wonen als huisgenoten, maar ook die daarin veel verkeren als goede bekenden. 28. Dat is, zij houden en achten mij voor een, die hen niet aangaat en met wien zij niet te doen hebben. Zie boven, hfdst.18 vs.3.